Een tekst die door de verdedigers van de “Opname van de gemeente” ( tribulanisme) vaak wordt aangehaald als bewijs dat Jezus (voor, tijdens of na de grote verdrukking) Zijn gemeente zal opnemen in de hemel is Johannes 14:2-3:
‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.’
Vanuit de gehele Johannes evangelie zal ik laten zien dat dit Bijbelgedeelte in zijn geheel niet gaat over een opname. Sterker nog, wanneer Jezus spreekt over het huis mijns Vaders, bedoelt hij hier totaal niet de hemel mee, wanneer de gelovigen zouden worden opgenomen en naar deze plek zouden worden gebracht (geteleporteerd). Ik zal hier onder een uitzetting geven waarom dit het geval is.
Zoals gezegd is Johannes 14:2-3 alleen te begrijpen vanuit de context van het gehele Johannes evangelie. Ten eerste is het belangrijk er achter te komen wat Jezus, binnen het Johannes evangelie, met het begrip het huis van mijns Vaders bedoelde. Ten tweede, wat bedoelde Jezus met de frase ‘wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid hebt, kom Ik weder en zal u tot mij nemen’.
1. Het huis mijns Vaders
Johannes laat in de proloog van zijn evangelie (Johannes 1:1-18) zien dat Het Woord, dat vanaf het beginnen bij God was, vlees is geworden en onder de mensen (het volk van Israël) is komen wonen (Johannes 1:14). Het Griekse woord wonen dat hier gebruikt wordt is het woord ἐσκήνωσεν (eskēnōsen). In de Septuagint (LXX) wordt het Griekse zelfstandig naamwoord σκηνή (skēnē) gebruikt om er de tabernakel/tent (der samenkomst) mee aan te duiden. Wat er dus in Johannes 1:14 eigenlijk staat is: ‘…en het heeft onder ons Zijn tabernakel/tent opgeslagen’. Johannes maakt in het vers (v.14) verder duidelijk dat in het vleesgeworden Woord (voor de Zijnen) de heerlijkheid zichtbaar was. Johannes maakt hier een duidelijke toespeling naar de heerlijkheid van JHWH, die als een wolk (de Sjechina) op de tabernakel neerdaalde in het Exodus 40:34-48.
In de proloog maakt Johannes dus al bekend dat in Het vleesgeworden Woord de heerlijkheid van JHWH huist en Het vleesgeworden Woord de tabernakel/tempel van JHWH is. En aangezien Het vleesgeworden Woord de eniggeborene Zoon is van de Vader, zegt de schrijver van het Johannes evangelie indirect dat ‘Het vleesgeworden Woord’ tevens ‘het huis zijn Vader’ is.
Laten we nu verder kijken binnen het evangelie waar het begrip ‘het huis mijns Vader’ gebruikt wordt. We komen dan terecht in de geschiedenis dat Jezus in Johannes 2:13-16 met het Pascha in de tempel in Jeruzalem alle tafels van de kooplieden en geldwisselaars omgooit en daarbij uitroept dat:
‘Neemt dit alles hier vandaan, maakt het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis.’
We zien hier dus dat Jezus de tempel omschrijft als, het huis van zijn Vader. Maar Jezus maakt in dezelfde geschiedenis duidelijk dat Hijzelf (c.q. zijn lichaam) de tempel is (Johannes 2:19-22). Hoewel Jezus in vers 19 indirect hierover spreekt (Breek deze tempel af, en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen) , is het de schrijver van het Johannes evangelie die duidelijk maakt dat Jezus het heeft over zijn eigen lichaam, die zal worden afgebroken bij zijn kruisdood en na drie dagen zal herrijzen. Wat Jezus hier dus doet is Zichzelf (c.q. zijn lichaam) één op één vereenzelvigen met het tempelgebouw. Dit betekent niet alleen dat Jezus enkel en alleen de tempel was, maar dat in Hem ook de heerlijkheid (de Sjechina) van JHWH woonde.
De tweede keer dat we het begrip ‘het huis Mijns Vaders’ tegenkomen is de tekst die door de aanhangers van ‘de opname’ wordt gebruikt, namelijk in Johannes 14:2. De vraag is of met het begrip ‘het huis Mijns Vaders, na de bovenstaande uitleg wat de schrijver van het Johannes evangelie met dit begrip bedoelde, je nog steeds kunt beweren dat met ‘het huis Mijns Vaders’ de hemel wordt bedoeld. Mijn inziens is dit onmogelijk. Wat Jezus hier in Johannes 14:2-3 eigenlijk zegt, is dat Jezus ‘in zijn lichaam’ (dat de tempel en daarmee het huis van Zijn Vader is) een plaats zal bereiden voor zijn discipelen. Dit zal Hij doen door deze tempel af te breken (te sterven aan het kruis) om na drie dagen weer te herrijzen.
Door deze daad, heeft Jezus het mogelijk gemaakt vele woningen te bereiden. Met andere woorden met deze daad heeft Jezus het mogelijk gemaakt dat wij ‘in zijn Lichaam’ (het lichaam van Christus) worden opgenomen en deel zullen hebben aan de heerlijkheid van JHWH, door middel van de Heilige Geest. Dit is dan ook de reden dat de schrijver van het Johannes evangelie in Johannes 20:22 Pasen en Pinksteren op een dag laat vallen. We lezen namelijk dat Jezus, na zijn opstanding aan zijn discipelen verschijnt en op hen blaast en tot hen zegt: ‘Ontvangt de Heilige Geest’.
Een ander bewijs dat met het huis Mijns Vaders, het lichaam van Jezus wordt bedoeld is, dat voor het woord (vele) woningen het ongebruikelijke Griekse woord μονή (monē) wordt gebruikt. Het wordt maar twee keer in het evangelie van Johannes gebruikt: in vers 2 en 23. Het woord is gerelateerd aan zijn werkwoordelijke verwant μενω (menō), welke in hoofdstuk 15 wordt gebruikt en dat blijven betekent. In Johannes 14:23 lezen we:
“Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen1."
In Johannes 15:3-5 staat:
“U bent al rein om het woord dat Ik tot u heb gesproken. Blijft (werkwoord menō) in Mij, en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf als zij niet in de wijnstok blijft, zo ook u niet, als u niet in Mij blijft (menō). Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft (menō) en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u helemaal niets doen.”
In het hogepriesterlijk gebed in Johannes 17 zegt Jezus dat zowel de Vader als Jezus in de gelovige zullen zijn, als ook de heerlijkheid (die in Jezus, als het vleesgeworden Woord, was). Met andere woorden: zowel de Vader als Jezus zullen woning maken in de gelovigen.
Johannes 17:21-22, 24:
“opdat zij allen een zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk Wij een zijn:…Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt; Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad voor de grondlegging der wereld.”
Zowel in Johannes 14:23 en het gebruik van het werkwoord in hoofdstuk 15 wijzen op de huidige ervaring van gelovigen in Gods aanwezigheid. In zijn context gezien kan het dan niet anders dat ‘woningen’ in Johannes 14:2 hier naar verwijst.
2. ‘Wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid hebt, kom Ik weder en zal u tot mij nemen’.
Ook punt 2 kan alleen goed uitgelegd en begrepen worden vanuit de context van het gehele Johannes evangelie. In het evangelie spreekt Jezus namelijk op een paradoxale manier over zijn sterven. In het gesprek met Nicodemus spreekt Jezus voor het eerst over zijn sterven. Daarbij gebruikt Jezus de geschiedenis van het volk van Israël en Mozes, waarbij Mozes een (koperen) slang op een stang omhoog moest houden, die genezing zou brengen voor het volk wanneer zij gebeten zouden worden door slangen. Net zoals de (koperen) slang verhoogd werd, zal ook de Zoon des mensen (Jezus) verhoogd worden. Jezus gebruikt meerdere keren de term verhoogd, om daarmee te verwijzen naar zijn dood.
Bij de term verhoogd worden, denken wij, vaak aan iets positiefs. Het verhoogd worden is dan ongeveer hetzelfde dat iemand een goede positie krijgt of de eer ontvangt die hem toekomt. Maar Jezus gebruikt hier het begrip om zijn sterven aan het kruis aan te kondigen.Hieronder staan de teksten waarbij Jezus spreekt over zijn verhoging.
Johannes 8:28:
Jezus dan zeide: Wanneer gij de Zoon des mensen verhoogd hebt, zult gij inzien, dat Ik het ben en niets uit Mijzelf doe, doch dat Ik dit spreek, gelijk de Vader Mij geleerd heeft.Johannes 12:32en als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken.
Twee andere begrippen die Jezus in het Johannes evangelie gebruikt zijn het begrip ‘een korte tijd’ en het begrip ‘de ure’. Jezus gebruikt het eerste begrip om aan te kondigen dat Hij nog maar een korte tijd onder zijn discipelen is. En dat zij hem een korte tijd niet zullen zien, maar ook dat zij hem na een korte tijd weer zullen zien (Joh.16:19).Het begrip ‘de ure’ gebruikt Jezus om aan te geven dat ‘de ure’ nog niet gekomen is om gedood te worden, wanneer de leiders van het volk hem proberen gevangen te nemen of te doden. Maar ook om aan te geven dat ‘de ure’ wel is gekomen wanneer het wel tijd is dat Hij ‘verhoogd/verheerlijkt’ moet worden.
Nu we dit weten gaan we terug naar de kerntekst Johannes 14:2-3 en dan met name de frase ‘wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid hebt, kom Ik weder en zal u tot mij nemen’ Wanneer Jezus hier zegt “wanneer Ik heengegaan ben”, dan doelt hij hier op zijn sterven. Door zijn sterven maakt Jezus het mogelijk dat de Heilige Geest tot zijn discipelen kan komen (Joh. 16:7). Hierdoor krijgen zij toegang tot de plaats die voor hen in het huis van Zijn Vader is bereid. In Johannes 20:22 hebben we daadwerkelijk gezien dat Jezus na zijn opstanding tot zijn discipelen is wedergekeerd en hen tot zich heeft genomen, door over hen de Heilige Geest te blazen. Johannes 14:2-3 is dus symbolische taal om de discipelen te vertellen dat Zijn discipelen deel krijgen aan het eeuwig leven, na Jezus sterven en opstanding. En deel krijgen aan het eeuwig leven is gelijk aan het deelgenoot worden van “het lichaam van Christus”.
Met het huis van de Vader zou impliciet ook nog de hemelse tempel bedoeld kunnen worden, waar Jezus zijn bloed heeft uitgestort, zoals we in de Hebreeënbrief kunnen lezen.
Hebreeën 9:24-26:
“Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat, want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij eenmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.”
Jezus is door zijn kruisdood hier op aarde, het hemelse heiligdom binnengegaan om als een offerlam de zonde weg te nemen. Dus het huis van de Vader is toch de hemel? Nee, dit is niet de juiste conclusie, Het huis van de Vader zou de hemelse tempel bedoeld kunnen zijn in Johannes 14:2, maar dit is niet gelijk aan de hemel. Nergens wordt in de Gods Woord de hemel vergeleken met het huis van de Vader, of het huis van God. Ook in het O.T. wordt als er gesproken wordt over het huis van God of het huis van JHWH, de tempel bedoeld. En al zou dit wel het geval zijn, binnen de context van het Johannes evangelie, gaat Johannes 14:2-3 niet over een opname van de gemeente in de hemel. Binnen de context wordt namelijk duidelijk aangegeven dat Jezus, naar zijn heengaan (kruisdood), (na drie dagen) wederkomt om zijn discipelen tot zich te nemen (door middel van de Heilige Geest) , opdat ook zij mogen zijn waar, Hij (Jezus) is (doordat de Vader en Jezus nu in hen woning heeft gemaakt).
- letterlijk staat er: woning bij hem maken [↩]