Toen deed Mozes de ganse vergadering der kinderen Israels verzamelen, en zeide tot hen: Dit zijn de woorden, die de HEERE geboden heeft, dat men ze doe. (Exodus 35:1, SVV)
Lees: Exodus 35:1 – 38:20; 1 Corinthiërs 12 en Efeze 3:1-13
Inleiding
Het Hebreeuwse woord וַיַּקְהֵ֣ל (Vayyakhēl) betekent en hij verzamelde. Het zelfstandig naamwoord is קְהִלָּה (qǝhillāh; spreek uit kehilla) dat gemeente, vergadering betekent. Een tweede woord dat we in de Bijbel tegenkomen met de betekenis gemeente, vergadering is עֵדָה (ʿēdāh) en komt van het Hebreeuwse woord עֵד (ʿēd) dat getuige, getuigenis betekent. Dit geeft ook direct het verschil aan met het Hebreeuwse woord קְהִלָּה (kehilla).
עֵדָה (ʿēdāh) en קְהִלָּה(kehilla)
עֵדָה (ʿēdāh) is een vergadering/groep mensen met dezelfde getuigenis of belijdenis. Zij hebben een sterke collectieve identiteit. Binnen een קְהִלָּה (kehilla) zijn de groep mensen verschillend van elkaar, maar ze zijn samengebracht of bijeengeroepen vanwege een gezamenlijk doel. Een dergelijk gezamenlijk doel zou dus een groep mensen kunnen zijn met dezelfde getuigenis. Een קְהִלָּה (kehilla)-vergadering of gemeente kan dus een עֵדָה (ʿēdāh)-vergadering of gemeente zijn. Maar een עֵדָה (ʿēdāh)-vergadering hoeft niet per se een קְהִלָּה (kehilla)-vergadering te zijn. Ik zal een voorbeeld geven om het enigszins duidelijk te maken.
Voorbeeld עֵדָה (ʿēdāh)
Zo is het etnische Joodse volk een עֵדָה (ʿēdāh)-vergadering, zij zijn namelijk fysieke nazaten van Abraham. De ‘getuigenis’ (het bewijs) of collectieve identiteit is de besnijdenis. Dit onderscheid hen dan ook van de andere volkeren. Naar buiten toe is het Joodse volk dus een eda-vergadering.
Voorbeeld קְהִלָּה(kehilla)
Bij een kehilla kan je denken aan de verschillende stammen binnen het Joodse volk. Hoe verschillend de 12 stammen ook van elkaar waren, ze werden “samengebracht” of “bijeengeroepen” vanwege hun roeping om als een koninklijk en priesterlijk volk de heerlijkheid van JHWH aan de volkeren te tonen. Naar binnen toe is het Joodse volk dus een kehilla-vergadering.
Het gevaar van een kehilla
Het gevaar van een kehilla is dat het een massa, een menigte kan worden. Denk bijvoorbeeld aan de multiculturele samenleving hier in Nederland. Zolang er een ‘eenheid’ of gezamenlijk doel is, gaat het goed. Maar wanneer binnen de multiculturele samenleving deze cohesie wegvalt ontstaat er een (losgeslagen) massa/menigte.
Dit is precies wat er gebeurde toen het volk Israël het gouden kalf had gemaakt, de cohesie van de kehilla (van de 12 stammen) viel weg en zij werden een losgeslagen menigte. Het gevolg hiervan was dat zij tot spot werden voor de volkeren.
25 Toen Mozes zag dat het volk losgeslagen was – want Aäron had het losgelaten – tot leedvermaak van hun tegenstanders, (Exodus 32:25, HSV)
Bijeenroepen
Na dit incident ging Mozes opnieuw de berg op om een nieuwe set stenen tafelen van God te ontvangen en om verzoening te doen voor het volk. Toen Mozes na 40 dagen de berg afdaalde, riep hij het volk bijeen, zoals we in Exodus 35:1 lezen. Het was tijd om het onsamenhangende volk, door toedoen van het gouden kalf, weer tot één geheel te vormen. Het volk moest weer het gevoel krijgen dat zij een gezamenlijk doel hebben. De manier waarop Mozes dit deed lezen we in Exodus 35:4-10.
4 Mozes zeide tot de gehele vergadering der Israëlieten: Dit is het gebod dat de Here gegeven heeft: 5 neemt van uw bezit een heffing voor de Here; ieder zal deze gewillig van hart opbrengen als heffing voor de Here, goud, zilver, koper; 6 blauwpurper, roodpurper, scharlaken, fijn linnen, geitehaar; 7 roodgeverfde ramsvellen, tachasvellen, acaciahout; 8 olie voor het licht, specerijen voor de zalfolie en voor het welriekend reukwerk; 9 chrysopraasstenen en vulstenen voor de efod en voor het borstschild. 10 Allen die onder u kunstvaardig zijn, zullen komen maken al wat de Here geboden heeft; (NBG51)
Diversiteit omvormen tot gezamenlijk doel
Mozes gebruikte de bereidwilligheid en diversiteit van het volk om te komen tot een gezamenlijk doel; namelijk het vervaardigen van de tabernakel. Zoals we in de vorige parasja Ki Tisa hebben gezien zorgt een ‘bewustwording van beneden’ een verandering van het hart. Maar zoals we hier zien, zorgt het ook voor eenheid, ondanks de verscheidenheid die er is, zodat iedereen kan zeggen: ‘Ik heb mogen helpen dit te vervaardigen.’ Met elkaar ontdekten ze dat ze tot grootste dingen in staat waren. Mozes wist van een kehilla met haar diversiteit om te vormen tot een eda met zijn eenduidige doel. In het Nieuwe Testament zien we iets dergelijks gebeuren.
Wat de N.T.-gemeente niet is
Voor dat we het hier verder gaan uitwerken, is het goed het volgende op te merken. Volgens sommige christelijke stromingen zou, waar gesproken wordt over, de gemeente in het Nieuwe Testament, dit een totaal nieuwe gemeente zijn. De meningen lopen uiteen of deze nieuwtestamentische gemeente dan een vervanging zou zijn van het volk Israël, of dat zij naast het volk Israël bestaat. In het laatste geval, zou God met elk een ander ‘heilsplan’ hebben.
Met de twee Hebreeuwse begrippen kehilla en eda wil ik aantonen dat de “nieuwtestamentische gemeente” geen ander “gemeente” is als het “oudtestamentische gemeente”, m.a.w. het volk Israël.1
Griekse woord ἐκκλησία (ekklēsia)
Het Griekse woord dat in het Nieuw Testament voor gemeente wordt gebruikt is ἐκκλησία (ekklēsia). Binnen het Nieuwe Testament is een ekklēsia een bijeengeroepen groep door het verlossingswerk van Jezus Christus. Het zijn degene die geroepen zijn vanuit (geestelijke) ballingschap en uitgeleid zijn (uittocht) om in vrijheid te leven.
ἐκκλησία (ekklēsia) = קְהִלָּה(kehilla)
In het Oude Testament is het verwante Hebreeuwse woord voor ekklēsia קְהִלָּה (kehilla). In Deuteronomium 4:10 staat iets heel interessant wat ons meer inzicht geeft over de term “gemeente” (ekklēsia).
10 Op de dag dat u voor het aangezicht van de Heere, uw God, stond, bij de (berg) Horeb, zei de Heere tegen mij (Mozes): Roep het volk voor Mij bijeen, dan zal Ik hun Mijn woorden laten horen, die zij moeten leren, om Mij te vrezen, alle dagen dat zij op de aardbodem zullen leven, en die zij ook hun kinderen moeten leren. (HSV)
Mozes refereert hier naar de uittocht van de Israëlieten die door God zijn uitgeleid uit de ballingschap in Egypte. Vervolgens vraagt God aan Mozes het volk bijeen te roepen bij de (berg) Horeb, om met het volk een verbond te sluiten.
Kehilla van Joden en heidenen
Het Griekse woord ekklēsia heeft dus dezelfde achtergrond2 als het Hebreeuwse woord kehilla. Wat we in het Nieuwe Testament zien is dat Jezus uit de kehilla, van het volk Israël, 12 discipelen roept, die de 12 stammen van Israël representeren. Jezus zal van deze kehilla een eda vormen. Een vergadering met dezelfde getuigenis/belijdenis. De getuigenis dat Jezus, de beloofde Messias (de Koning) van Israël is, die gekomen is om het volk van Israël te bevrijden van haar ‘onderdrukkers’.
Na het vormen van deze eda, kwamen de discipelen voor een nieuwe uitdaging. Jezus opende namelijk ook de weg voor de heidenen (gojiem) uit de volkeren, om deel te worden van deze eda.3 Zo ontstond er een kehilla van Joden en heidenen (gojiem), die naar buiten zouden moeten treden met dezelfde getuigenis, waardoor zij een eda zouden blijven.
Geschiedenis van de kehilla
We zien in het Bijbelboek Handelingen dat het voor de Joden lastig was, te accepteren dat de gojiem nu onderdeel konden worden van het volk Israël.4 In Handelingen 11 moet Petrus zich zelfs verantwoorden tegenover de andere apostelen, wat er in het huis van Cornelius had plaatsgevonden. In Handelingen 11:15-17 lezen we:
15 En toen ik begonnen was te spreken, viel de heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons. 16 En ik herinnerde mij het woord des Heren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden. 17 Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden? (NBG51)
Het kenmerk van het behoren tot Gods volk is in het Nieuwe Testament dus de Heilige Geest met Zijn gaven. In het begin waren het voornamelijk de Joden die moeite hadden om de gojiem, die tot geloof kwamen, toe te laten binnen hun volk. Naarmate de “Messiasbelijdende gojiem” talrijker werden dan de “Messiasbelijdende Joden”, distantieerde de goijem zich steeds meer van de Joden, en gingen zij zichzelf zien als aparte kehilla. God had dit echter nooit zo bedoeld. Maar hoe is de eenheid (tussen Jood en Griek) terug te krijgen?
In Exodus 35 hebben we gezien dat Mozes van een ‘losgeslagen kehilla (na het gouden kalf) met haar diversiteit wist om te vormen tot een eda. Dit deed hij door hen bijeen te roepen en gebruik te maken van hun bereidwilligheid en diversiteit (aan talenten/gaven), om gezamenlijk de tabernakel (het huis of koninkrijk van God) te vervaardigen.
De Heilige Geest als verbindingsfactor
In het Nieuwe Testament zien we, zoals we net hebben gelezen, dat het de Heilige Geest is die ons bereidwillig maakt en ons een diversiteit aan gaven geeft om samen te bouwen aan Gods Koninkrijk. Paulus heeft het hier heel duidelijk over in hoofdstuk 12 in zijn brief aan de Corinthiërs. Juist door de diversiteit aan gaven die aan de kehilla, van Joden en gojiem is gegeven, zou ervoor moeten zorgen dat zij een eda vormen. Een vergadering of gemeente met één getuigenis.
Kehilla als de veelkleurige wijsheid van God
De gaven van de Geest is er dus niet voor onszelf, maar om met elkaar het Koninkrijk van God te openbaren. Dit kan echter alleen gebeuren als de gojiem gaat erkennen dat zij mede-erfgenamen en mededeelgenoten zijn van Gods volk. Op die manier vormen we één lichaam, als één eda. We moeten daarbij erkennen dat we een kehilla zijn met een verscheidenheid aan diversiteit (Jood en Griek), maar met één gezamenlijk doel. Op die manier zal door de gemeente (kehilla) aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelvuldige (of veelkleurige) wijsheid van God bekendgemaakt worden.5