…want het nazireeërschap zijns Gods is op zijn hoofd. (Numeri 6:7b, NBG1951)
Lees: Numeri 4:21 – 7:89
Inleiding
In de vorige parasja Bamidbar gaf ik aan dat het Bijbelboek Numeri niet een statisch maar een dynamisch boek is over JHWH die zijn volk Israël wil omvormen (transformeren) van slaaf naar een toegewijde dienaar. Maar bij het lezen van parasja Naso lijkt het alsof ik op mijn schreden moet terugkeren.
Eerst is er in hoofdstuk 5 het verslag over de Levitische geslacht van Gerson en Merari en de taak die ze krijgen om delen van de Tabernakel te dragen. Daarna twee korte wetten over het verwijderen van onreine personen uit het kamp, opgevolgd door de merkwaardige inzetting wanneer de vrouw wordt verdacht van overspel door haar man. Daaropvolgend wordt in hoofdstuk 6 de wet van het Nazireeërschap besproken en eindigt het hoofdstuk met de welbekende priesterlijke zegen in Numeri 6:22-27. De parasja sluit dan af in hoofdstuk 7 met het eentonig herhalende verslag van de geschenken die de 12 stamhoofden brachten bij de inwijding van de tabernakel.
Waar is de dynamiek dan te vinden? Het zijn niets anders dan saaie inzettingen en eentonige verslagen. In welk van deze verslagen valt er ook maar iets op te maken dat in het Bijbelboek Numeri (Bamidbar) gaat over dat JHWH het volk Israël wil transformeren?
Betekenisvol
Al eerder heb ik aangegeven dat we ons niet moeten fixeren op alleen de voorschriften.1. We moeten leren om tussen de regels door te lezen. Met andere woorden, dat wat er gezegd wordt te ‘analyseren’ (te onderzoeken) wat er staat en waarom. Binnen het Judaïsme gaan de rabbijnen ervan uit dat elk woord van de Thora betekenisvol is. Het vertelt ons iets wat we moeten weten.
Het nazireeërschap
En er is heel wat te zeggen over wat er in parasja Naso staat. We zouden in de diepte kunnen gaan over het Hebreeuwse woord naso, dat hier vertaald wordt met opnemen, maar ook opheffen kan betekenen.2 Laat staan wanneer we de priesterlijke zegen in Numeri 6:22-27 volledig zouden ontvouwen. Dit is denk ik één van de dynamische woorden die gericht is op het transformeren van het volk van Israël. Toch wil ik mijn aandacht richten op een andere inzetting die JHWH aan het volk geeft, namelijk het nazireeërschap.
Intermezzo
Voor dat ik hier verder op inga, wil ik eerst iets kwijt wat mij constant is onderwezen en steeds meer erachter kom dat het niet klopt. Want hoe meer ik de Thora (het Oude Testament) bestudeer des te meer ik tot de ontdekking kom, dat het Jodendom/Judaïsme niet een legalistische religie is. Dat het voor de Joden in het Oude Testament, net als voor de gelovigen in het Nieuwe Testament, mogelijk was om in de nabijheid van JHWH te komen. Om een diepe persoonlijke relatie aan te gaan met JHWH.
Ja, het is waar dat maar één keer in het jaar de hogepriester het heilige der heilige kon betreden om verzoening te kunnen doen voor het hele volk. En daarin hebben wij, door Jezus die nu voor ons in de hemel fungeert als Hogepriester, nu een (ver)beter(de) verbond. Mede doordat wij niet maar één keer in het jaar verzoend kunnen worden met God, maar dat het nu elk moment kan. Het is echter een leugen dat het voor een ‘gewone’ Israëliet in het O.T., niet mogelijk zou zijn, om een diepe persoonlijke relatie met JHWH te kunnen onderhouden.
Nazireeërschap ≠ vasten
Laten we weer de draad oppakken van het nazireeërschap. In deze wet wordt de Israëliet, die de gelofte wil afleggen om zich vrijwillig toe te wijden aan JHWH, drie dingen gevraagd om zich daar aan te houden. Deze zijn; (1) zich onthouden van het drinken van wijn en druivensap en het eten van verse of gedroogde druiven; (2) er mag geen scheermes over zijn hoofd gaan; en als laatste (3) mag hij niet bij het lichaam van een dode komen, ook al gaat het om een naast familielid.
Belangrijk is in te zien dat het nazireeërschap niet gaat om (een vorm van) vasten. Hoewel de persoon die de gelofte aan gaat zich onthoudt van wijn en er geen scheermes over zijn hoofd mag gaan, mag hij wel gewoon eten en drinken. Het bijbels vasten heeft ook een totaal ander doel dan gelofte van het nazireeërschap. Binnen het Judaïsme vastte men wanneer men rouwde (om een dode) of berouw had (van zijn/haar zonden).
Dichterbij
Vasten was en is binnen de Bijbel en het Judaïsme nooit een vorm geweest om in een ‘diepere’ relatie te komen met JHWH. Dit is wel een algemene gedachten bij christenen, dat het doel van vasten is om ‘dichterbij’ God te kunnen komen. De vraag is of de Bijbel ook op die manier over vasten spreekt. Om ‘dichterbij’ God te komen hadden de Israëlieten andere manieren, zoals het brengen van vrijwillige offers.3 En ook het nazireeërschap.
Zoals gezegd, kan je de wet van het nazireeërschap lezen op de manier van kennis nemen aan. Dus dat je nu weet dat binnen het nazireeërschap de persoon die de gelofte doet, hem/haar gevraagd wordt zich te houden aan de restricties (onthouding van wijn, niet haren afknippen en ver van dode mensen blijven). Maar je kan ook je afvragen, waarom juist deze drie restricties? Heeft JHWH deze ‘zelf’ maar klakkeloos verzonnen, of zit hier een ‘gedachte’ achter? Een diepere dimensie? En komen we het misschien eerder of later in de Thora tegen? En wanneer en bij wie dan?
De hogepriester
Eigenlijk heb ik het antwoord al eerder in deze parasja gegeven. Ik heb het namelijk gehad over dat alleen de hogepriester één keer in het jaar het heilige der heilige mocht betreden en dicht in de buurt van YHWH mocht komen. De hogepriester had dus een bevoorrechte positie en was dan ook zeer begenadigd. En natuurlijk was zijn functie en taak ook bijzonder. Niet jan en alleman mocht verzoening brengen voor heel het volk. Maar het is niet zo dat de hogepriester de enige was die de nabijheid van YHWH zo dichtbij mocht ervaren.
Laten we eens kijken naar waar de hogepriester zich aan moest houden.
8 De Here sprak tot Aäron: 9 Wijn of bedwelmende drank zult gij niet drinken, gij noch uw zonen, wanneer gij de tent der samenkomst binnengaat, opdat gij niet sterft – het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten – (Leviticus 10:8-9; NBG1951)
10 En de priester, die de hoogste is onder zijn broeders, op wiens hoofd de zalfolie is gegoten en die men gewijd heeft, door hem de heilige klederen aan te trekken, zal zijn hoofdhaar niet los laten hangen en zijn klederen niet scheuren. 11 Bij geen enkele dode zal hij komen; aan zijn vader of moeder zal hij zich niet verontreinigen. (Leviticus 21:10-11; NBG1951)
Twee van de drie inzettingen van het priesterschap zijn gelijk aan het nazireeërschap. Maar hoe zit het eigenlijk met de derde: er mag geen scheermes over zijn hoofd gaan?
Hoewel er hierover voor de hogepriester wel inzettingen zijn, zoals hierboven in Leviticus 21:10 (mag zijn hoofdhaar niet los laten hangen) en in vers 5 (mag op zijn hoofd geen kale plek maken en de rand van hun baard niet afscheren), wordt er nergens gerept over dat de hogepriester zijn haar niet zou mogen knippen. Dus blijkbaar gaat de vergelijking niet helemaal op.
Hebreeuwse woord neyzer (נֵזֶר)
Of…. Laten we nog dieper gaan kijken. Hieronder worden 5 verschillende vertalingen weergegeven van Numeri 6:7b.
7 … want het nazireeërschap zijns Gods is op zijn hoofd. (NBG1951)
7 … want op zijn hoofd draagt hij het teken dat hij aan God gewijd is. (NBV)
7 … zolang de gelofte geldt, is hij aan de Heer gewijd. (GNB)
7… Hij dient de God, en zijn lange haar is daarvan het teken. (BGT)
7… want de nazirkroon van zijn God is op zijn hoofd. (NB)
Zoals je hebt ontdekt geven alle vertalingen iets anders weer. De vraag is wat de nazireeër op/boven zijn hoofd heeft. Is het zijn nazireeërschap (NBG1951), het teken van gewijdheid (NBV), de gelofte (GNB) of nazirkroon (NB)? Of is zijn lange haar het teken van zijn nazireeërschap?(BGT) Hoe komt het dat er zoveel verschillende vertalingen zijn? Wanneer we in het Hebreeuws gaan kijken wordt het wat duidelijker.
כִּ֛י נֵזֶר אֱלֹהָ֖יו עַל־רֹאשֽׁוֹ׃7 (LHB)
zijn hoofd – op van zijn God haar/wijding/kroon/nazireeër(schap) want
Zoals je ziet heeft het Hebreeuwse woord netzer (נֵזֶר) meerdere betekenissen.
“De kroon” van de hogepriester

Laten we teruggaan naar de hogepriester. De speciale kleding die zowel de priester als de hogepriester tijdens zijn dienst in de tabernakel droeg was onder andere de tulband. De hogepriester had op zijn tulband iets extra’s. Dit werd de tzitz genoemd. Het is een soort gouden plaat dat over de tulband gaat. (Zie afbeelding: Heilige teken van opdracht). Laten wij nu eens kijken hoe de Thora deze tzitz noemt.
In Exodus 29:6 lezen we:
6 En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon (netzer; נֵזֶר ) der heiligheid zult gij aan den hoed zetten. (SVV)
M.a.w. Net als de hogepriester droeg ook de nazireeër (door middel van zijn/haar lange haren) een goddelijke kroon.
Alle drie de inzettingen van de nazireeër zijn dus in wezen gelijk aan een hogepriester. En daarmee kon de nazireëer in net zo’n nauwe relatie komen met YHWH als de hogepriester. De gelofte van nazireeërschap kon zowel door de man en vrouw worden aangegaan. Het was dus voor iedereen van het volk van Israël mogelijk om in Gods nabijheid te komen, zonder eerst offers te brengen of naar de tabernakel/tempel te moeten gaan.
De priesterlijke zegen
Aan de nazireeërgelofte kwam echter ook een eind. In een periode in bijzondere nabijheid van God te mogen zijn, werd hem/haar gevraagd weer de draad van het gewone leven op te pakken. Dit werd gesymboliseerd door dat hij zowel een zond- als brandoffer moest brengen bij de tabernakel.
Het bijzondere is echter dat de wet van de nazireeërgelofte wordt opgevolgd door de priesterlijke zegen.4 Zo mag de persoon, na zijn/haar nazireeërgelofte, weten dat God hem/haar in het gewone leven niet aan zijn/haar ‘lot’ overlaat. Hij/zij mag weten dat de naam van JHWH op hem/haar gelegd is, om tot zegen te zijn voor zijn/haar omgeving.
Zijn naam is op jou
Wat wij, nieuwtestamentische gelovigen, van deze parasja kunnen leren is, dat het goed is om af en toe een ‘gelofte’ af te leggen tegenover God. Om een bepaalde periode ons toe te wijden om de nabijheid van God op een speciale manier te zoeken. Maar God vraagt van ons ook om, na deze periode, weer de draad van het gewone leven op te pakken. Maar niet voordat JHWH, Zijn Naam, door middel van de Heilige Geest, op ons heeft gelegd, zodat wij door Hem bekrachtigd worden om tot zegen zijn voor de wereld.
- Zie parasja Emor[↩]
- zie parasja Wayyera[↩]
- Wil je hier meer over weten lees dan de parasja Wajikra.[↩]
- Numeri 6:22-27[↩]