…Miriam stierf daar en ze werd daar begraven en er was geen water voor de vergadering… (Numeri 20:1c-2a, eigen vertaling)
Lees: Numeri 19:1 – 22:1; Johannes 4:4-15; 1 Korintiërs 10:1-4 Hebreeën 13:8-16
Inleiding
Parasja Choekat begint met de opmerkelijke wet van de rode koe. Deze koe moest buiten het kamp verbrand worden. De as werd vervolgens verzameld en toegevoegd aan levend water en vervolgens gebuikt als reinigingswater. Het was een middel tot ontzondiging voor degene die in aanraking was gekomen met een dode. Aan deze ontzondiging zat ook een heel ritueel aan vast. De verontreinigde was zeven dagen onrein en moest zich door een reine met het reinigingswater laten ontzondigen op de derde en zevende dag. Vervolgens moest hij zijn kleren en zichzelf wassen met water. Pas dan was hij in de avond rein.
De parasja vervolgt het verhaal met de dood van Mirjam en het moren van het volk dat er geen water is. Door het gemor van het volk raakt Mozes zijn geduld op, waardoor hij op de rots slaat in plaats van er tegen te spreken. Door deze daad ‘verliest’ Mozes het voorrecht om het volk Israël het beloofde land in te mogen leiden.
We komen in deze parasja ook de geschiedenis tegen van het sterven van Aäron en de koperen slang. De parasja eindigt met een aantal verslagen van verschillende tochten van het volk Israël door een aantal gebieden voor zij het beloofde land bereikten.
Het tarten van elke logica
De merkwaardige wet van de rode koe was ook voor de rabbijnen moeilijk te begrijpen. Zij vonden het vreemd, dat een ritueel dat de onreine reinigde tegelijkertijd de reine (die het ritueel uitvoerde) kon verontreinigen. Het reinigingswater (het as van de verbrande koe vermengd met levend water) leek tegelijkertijd zowel te reinigen als te verontreinigen.
De wijzen (sages) wisten dat de wet van de rode koe elke logica tartte. Vooral de heidenen staken de draak met deze wet. Er is een beroemde passage in de rabbijnse literatuur waarin Rabban Yoĥanan b. Zakkai werd uitgedaagd door een heiden die beweerde dat de wet van de rode koe precies dat was: een combinatie van tovenarij en bijgeloof. De passage gaat vervolgens verder:
Hij [Rabban Yohanan b. Zakkai] zei tot hem [de heiden]: “Is er ooit een rusteloze geest in u gekomen?” Hij zei tot hem: “Neen!” “Heb je ooit een man gezien waar een rusteloze geest in hem was?” Hij zei tegen hem: “Ja!” Rabbi Yochanan ben Zakkai zei tegen hem, “En wat heb je voor hem gedaan?” Hij zei tegen hem: “Wij brachten wortels en lieten ze onder hem roken, en goten water [over hem] uit en het [de rusteloze geest] vluchtte.” Hij zei tot hem: “Jullie oren moeten horen wat er uit jullie mond komt! Hetzelfde geldt voor deze geest, de geest der onreinheid, zoals er geschreven staat: (Zacharia 13:2) “Zelfs de profeten en de geest der onreinheid zal Ik uit het land verwijderen.” Zij besprenkelen hem met zuiverend water, en hij [de geest van onreinheid] vlucht.“
Bamidbar Rabbah 19:8
De passage eindigt hier niet, maar krijgt een vervolg:
Nadat hij [de heiden] wegging, zeiden de leerlingen van onze rabbi: “Je hebt hem met een kluitje het riet ingestuurd. Wat ga je tegen ons zeggen?” Hij zei tegen hen: “Een dode maakt de dingen niet onrein, en het water maakt de dingen niet zuiver. God zei veeleer: “Ik heb een regel gegraveerd, ik heb een decreet (chukah) uitgevaardigd, en jullie hebben geen toestemming om te overtreden wat ik heb uitgevaardigd, zoals er staat: “Dit is een chok (regel) van de Tora.“
Bamidbar Rabbah 19:8
Wat bedoel je nu?
Zegt Rabban Yohanan hiermee dat dat de wet inderdaad irrelevant is? En dat alles wat we moeten doen is enkel de wet gehoorzamen?
Ik vermoed echter dat hij iets heel anders bedoelde. Ik heb eerder in parasja Sjelach al gezegd, dat een wet/een voorwerp geen bijzondere kracht bezit. Zo is een dode van zichzelf niet onrein en zit er geen reinigende kracht in het reinigingswater. Net als dat het bevel van de tzitzit een middel is tot het doel, geldt dit ook voor deze wet.1
Het grote contrast
De wet van de rode koe benadrukte het contrast tussen sterfelijkheid en onsterfelijkheid, tussen vergankelijkheid en onvergankelijkheid. Het is een wet die betrekking heeft op de tabernakel (en later de tempel). Met dat de tabernakel in het midden van de Israëlieten aanwezig was, bevond zich daarmee de heerlijkheid, de Sjechina, van JHWH zich onder het volk. JHWH die in wezen onvergankelijk is en het Leven zelf is. De dood is dan ook een toestand die zich niet laat verenigen met JHWH. In Numeri 19:13 staat:
13 Ieder die een lijk, enig mens, die gestorven is, aanraakt, en zich niet ontzondigt, verontreinigt de tabernakel des Heren, en hij zal uit Israël uitgeroeid worden; omdat het water der reiniging op hem niet gesprengd werd, zal hij onrein wezen; zijn onreinheid is nog op hem. (NBG1951)
Vandaar dat de persoon die in aanraking is geweest met een lijk zich met reinigingswater moest laten besprenkelen. De vergankelijkheid van de mens wordt nogmaals benadrukt wanneer direct na deze verordening wordt verhaald dat Mirjam in Kades stierf.2
De letter Waw (ו)
Er is echter nog iets opmerkelijks aan de hand met het sterven van Mirjam. Vers 1 van Numeri 20 blijkt namelijk in nauwe verbondenheid met het tweede vers. De verbinding zit hem in de Hebreeuwse beginletter van vers 2, de letter waw (ו). Deze letter lijkt op een haak en geeft dus symbolisch aan dat deze ‘aanhaakt’ aan het vorige vers. Laten we deze twee verzen erbij pakken.
1 De Israëlieten dan, de gehele vergadering, kwamen in de woestijn Sin, in de eerste maand, en het volk verbleef te Kades; Mirjam stierf daar en werd daar begraven. 2 [En er was geen water voor de vergadering, daarom] liep zij te hoop tegen Mozes en Aäron, (Numeri 20:1–2; NBG1951)3
Binnen de Joodse uitleg zijn er een aantal Rabbi’s die het sterven van Mirjam koppelen aan, dat er geen water (meer) was. Dit klinkt voor ons wat vreemd in de oren. Maar de Joodse uitleggers komen met de volgende verklaring, waardoor deze connectie begrijpelijk wordt. Zo geeft Rabbeinu Bahya de volgende uitleg op Numeri 20:2:
“De gemeente had geen water.” Zodra Mirjam stierf, hield de put, die al die jaren met de Israëlieten had meegereisd, om water te geven. Het water dat het volk al die jaren had genoten, was te danken aan de verdienste van Mirjam, die had staan toekijken wat er met haar broertje zou gebeuren, toen hij in een mandje in het riet aan de rand van de rivier lag (Exodus 2,4). G’d had haar beloond voor die daad van vriendelijkheid door haar de voorziener van water te maken voor Mozes’ volk. Het volk had dit niet op prijs gesteld totdat de bron ophield met Miriam’s dood.
Rabbeinu Bahya commentaar op Numeri 20:2
Ook de Talmoed spreekt er over dat de bron aan het volk Israël werd gegeven in verdienste van Mirjam. In Taanit 9:9a van de Talmoed lezen we:
De Gemara werpt een tegenwerping op van een baraita: Rabbi Yosei, zoon van Rabbi Yehuda, zegt: Drie goede dienaren stonden op voor het Joodse volk tijdens de uittocht uit Egypte, en zij zijn: Mozes, Aaron en Mirjam. En drie goede gaven werden door hun toedoen uit de Hemel gegeven, en dit zijn: De bron van water, de wolkkolom, en het manna. Hij gaat verder: De waterbron werd aan het Joodse volk gegeven in de verdienste van Mirjam; de wolkkolom was in de verdienste van Aäron; en het manna in de verdienste van Mozes. Toen Mirjam stierf verdween de bron, zoals er staat: “En Mirjam stierf daar” (Numeri 20:1), en er staat daarna in het volgende vers: “En er was geen water voor de gemeente” (Numeri 20:2). Maar de bron keerde terug in de verdienste van zowel Mozes als Aäron.
Taanit 9a:9 (The William Davidson Talmud)
De letter Resh (ר)
Een andere connectie die gemaakt kan worden dat Mirjam nauw verbonden is met het bronwater komt vanuit de grondtaal Hebreeuws. Het Hebreeuwse woord voor Mirjam (eigenlijk is het Miriam) is מִרְיָם en voor water מַ֫יִם. Op een letter na verschillen ze van elkaar en dat is de Hebreeuwse letter Resh (ר). De Resh (ר) staat voor het Hebreeuwse woord ruach (רוּחַ) dat geest/wind/adem betekent. Met dat Mirjam stierf, blies zij haar laatste adem (ruach) uit en daarmee hield ook het water op met stromen.
Is alles over?
Mirjam’s dood en dat er geen water (meer) was, staat symbool voor de eerste generatie Israëlieten, die als straf voor hun ongeloof, 40 jaar in de woestijn moesten rondreizen en in de woestijn zouden sterven (op Kaleb en Jozua na). Ook Mozes en Aäron zullen hun leven laten in de woestijn zoals we verderop in de parasja lezen.
De vraag is dan ook hoe nu verder? Is er nog wel hoop, is er nog een toekomst (voor het volk Israël)? Houdt met het sterven van de eerste generatie Israëlieten ook het verbond met en de voorzienigheid van JHWH op? Want we lezen in Numeri 20:2 dat er geen water was voor de vergadering (de tweede generatie).
Het antwoord vinden we eigenlijk al in de halach (wet) van de rode koe voor de haggada (verhaal) van de dood van Mirjam.
JHWH de bron van levend water
Zoals de rode koe die verbrand wordt en overgaat in as/stof, zo zal de mens als stoffelijk (sterfelijk) wezen terug keren tot stof.4 De as werd verzameld en in een vat met levend water vermengd. Het levend water dat symbool staat voor JHWH zelf, zoals we kunnen lezen in Jeremia 17:13.
13 heer, bron van Israëls hoop, wie U verlaten, zullen te schande staan, wie van U weggaan, zullen in het stof worden geschreven, want ze hebben de heer, de bron van levend water, verlaten. (NBV)
Ja, het is waar dat de generatie van Mozes, Aäron en Mirjam, niet op JHWH hadden vertrouwd. Ze hadden Hem als de bron van levend water verlaten. Maar door het offer van de rode koe, waarbij zijn as in een vat met levend water werd vermengd, loste dit op in het levende water. Met andere woorden de dood wordt verzwolgen door het leven. Een Israëliet die een dode had aangeraakt, kon weer rein/levend worden door het reinigingswater over hemzelf te laten sprenkelen.
JHWH trekt verder mee
De tweede generatie van het volk Israël, stond niet los van de eerste generatie. Sterker nog, zij kwam daaruit voort. En daarmee stond de tweede generatie in nauw contact met ‘de dood’. En aangezien JHWH het Leven zelf is, en de dood niet voor Hem kan bestaan, zou er ook geen hoop voor de volgende generatie zijn. JHWH liet echter zien, dat er een uitweg is, door middel van het reinigingswater. De eerste generatie mocht dan gestorven zijn in de woestijn, maar JHWH zal met de tweede generatie mee trekken het beloofde land in.
Een nieuwe tijd is aangebroken
De tweede bevestiging vinden we in de geschiedenis van de dood van Mirjam en dat er geen water meer is. Opnieuw staat het volk Israël voor de rots. De Joodse geschriften gaan ervanuit dat dit dezelfde rots is, die we tegenkomen in Exodus 17:1-7. Nu echter moest Mozes er niet op slaan, maar er tegen spreken. De reden dat Mozes er niet op mocht slaan (maar toch deed), was omdat er een nieuwe tijd, nieuwe generatie was aangebroken, waar JHWH verder mee zou trekken.
Wet vervuld
Dit was de blijde boodschap voor het volk van Israël van toen, verteld door een wet (halacha) en de geschiedenis (haggada) van Mirjam’s dood heen. Maar het is ook het evangelie van nu. Want deze wet (halacha) heeft niet afgedaan.5 Deze wet is echter wel vervuld! Door de geschiedenis, het leven (haggada) van Jezus, de Messias, heen.
Jezus de Rode koe en Rots
In Hebreeën 13:11-12 staat:
11 Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand. 12 Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden. (NBG1951)
En Jezus is ook de bron van levend water, die, in ‘de woestijn’ van dit leven, met ons meereist. Wanneer de Joden in de tijd van Paulus bekend waren met de uitleg van de ‘bron van Mirjam’, dan klonk 1 Korinthe 10:4, voor hen dus helemaal niet vreemd in de oren. En waren zij bekend met deze gelijkenis. De bron/de rots, die echter met het volk Israël toentertijd met hen ‘meereisde’ was niet de bron van Mirjam, maar Christus zelf!
1 Want ik stel er prijs op, broeders, dat gij weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, 2 allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de zee, 3 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, 4 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. (1 Korintiërs 10:1–4; NBG1951)
- Natuurlijk is een lichaam in ontbinding een gevaar voor de gezondheid. Net zoals stromend water weldegelijk een reinigend effect heeft. Maar het gaat hier niet om een dode lichaam in ontbindende staat en met het besprenkelen van het reinigingswater met een hysop spreken we niet over stromend water.[↩]
- Numeri 10:1[↩]
- Tussen de haken is een aangepaste vertaling van mijn kant. Zo staat het namelijk letterlijk in het Hebreeuws.[↩]
- Genesis 3:19b[↩]
- De reden dat ik geloof dat deze wet niet heeft afgedaan is omdat er in Numeri 19:10 staat dat het tot een eeuwige verordening is voor zowel de Israëliet als de vreemdeling die in het midden van het volk Israël verblijft. Ik geloof, dat wanneer er de Thora spreekt over de vreemdeling in het midden van Israël, hiermee de heidenen worden bedoeld, die tot geloof zijn gekomen in Jezus, de Messias, en opgenomen worden binnen het volk van Israël, dat het volk van JHWH is.[↩]